Mijn naam staat in Gods hand geschreven, zegt de profeet Jesaja. God staat garant voor mijn naam; en mijn naam dat ben ik. Mijn identiteit heb ik aan Hem te danken. Voordat mijn ouders mijn naam hadden bedacht, had God mij al in zijn gedachten. Hij sprak die naam, en ik was er. Hij gaf mij die naam en daarmee werd me aansprakelijkheid gegeven, zodat ik een ver-antwoord-elijk mens kan zijn. Hij blijft die naam uitspreken en roept mij zo om altijd weer op weg te gaan en steeds verder uit te groeien. De roep van God heeft het bestaan van Abraham gemáákt, en dat van Maria, maar bovenal dat van Jezus. Door over hun ervaringen te mediteren, wordt ook mijn eigen naam duidelijker en aantrekkelijker, kan ik mijn roeping in het leven gaver maken, ontsluit zich zowel armoede van het uniek-zijn als rijkdom van het samen-zijn" Contemplatie in actie wordt geleidelijk van leuze tot werkelijkheid. Alleen en met velen, biddend en werkend, achter Jezus aan.