Op een objectieve en zakelijke wijze geeft dit boek een inleidend en samenvattend overzicht in het wijsgerige vak dat sinds Aristoteles metafysica heet. Men spreekt ook wel van ontologie, omdat bij deze wetenschap naar de grond van hel zijnde wordt gevraagd, naar de betekenis van wat is. De auteur behandelt de voornaamste problemen die hierbij ter sprake plegen te komen: de eenheid of de dualiteit van het bestaande: het stoffelijke en het geestelijke; de onderlinge inwerking van het een op het ander; het probleem van lichaam en ziel. Verder stelt hij de kwestie van de menselijke vrijheid: in hoever is deze werkelijk aanwezig? Zijn alle handelingen van de mens buiten hemzelf om bepaald? Hierbij komt ook het zogenaamde fatalisme aan de orde. Er wordt voorts een blik geworpen op de problematiek van de tijd en de wording en tenslotte wordt de vraag opgeworpen naar het bestaan van een diepste grond van de wereld, naar de 'eerste oorzaak', veelal vereenzelvigd met de vraag naar het godsbegrip. Met dit alles raakt men inderdaad aan de diepste en moeilijkste kwesties van het bestaan van mens en wereld, maar men behoeft daarom nog niet te menen dat men hier in het gebied van duistere speculaties terechtkomt, dat slechts door heel enkelen kan worden betreden. De schrijver hebtt de problemen zo helder en begrijpelijk weten te behandelen, dat allen die zich de nodige denkinspanning willen getroosten, zijn betoog kunnen volgen. Bovendien is het voornaamste doel van dit beknopte boek niet een voor allen pasklare leer te bieden: het is vooral van waarde dat men ertoe geleid wordt zelf over deze vragen te gaan denken.