In het eerste deel van dit boek beschrijft Jan Foudraine wat hij meemaakt na het succes van zijn boek Wie is van hout ... Een succes dat overweldigend was en voor ons land haast onvoorstelbaar, maar tegelijk zo vernietigend dat hij er bijna aan ten onder ging.
Aan het einde van een lange weg vloog hij tenslotte naar Poona in India, naar Bhagwan Shree Rajneesh, van wie hij enkele boeken had gelezen en die hij als een Verlicht Meester herkende.
Het tweede deel is een niets en niemand ontziend relaas, waarin Foudraine vertelt door welke schokkende ervaringen hij daar in Poona heen gesleurd werd. Het is het verhaal van een worsteling naar het begin van vrijheid. Het hoofdstuk waarin hij over duisternis en extase schrijft, is zó dicht op de gebeurtenissen verteld en in de uitdrukking van gevoelens zó totaal, dat de lezer meent zelf in die wervelwind van ervaringen opgenomen te zijn.
De ontmoeting met Bhagwan Shree Rajneesh noemt Jan Foudraine het belangrijkste dat hem in zijn leven is overkomen. Sindsdien gaat hij door het leven als Swarni Deva Amrito, de naam die hem door zijn Meester werd gegeven.