‘Ik zou u willen uitnodigen tot theologisch denken, omdat ik iets wil doorgeven van het plezier in het theologie beoefenen en van de geestdrift die zich daarbij meester van je kan maken en die ook kan omslaan in woede wanneer je te maken hebt met een theologie die knoeiwerk is, die mensen kleine maakt en God vernedert tot een machthebber. De vurige geestdrift en de theologische woede-aanvallen die ik menigmaal krijg-de rabies theologorum, zoals men het vroeger noemde – horen bijeen. Maar vooral zou ik u iets willen doorgeven van de schoonheid en de kracht van de religieuze en theologische taal, omdat ik mijzelf door deze traditie bemoedigd en gedragen voel, Ik nodig u uit een poging te doen over God na te denken’.